Watersnood 1953
DE RAMP
De combinatie van springtij en een lang
aanhoudende zware storm uit het noordwesten veroorzaakte in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953
in zuidwestelijk Nederland vele dijkdoorbraken. Een ongekende watersnoodramp die
aan 1836 mensen het leven kostte was het gevolg. Onder andere mijn geboortedorp Ouwerkerk op
Schouwen-Duiveland werd hard door het water getroffen: 91 van de 656 inwoners
kwamen om. Het gat in de Oosterscheldedijk bij
Ouwerkerk was het moeilijkst te dichten en werd dan ook het laatste sluitgat.
Tot de sluiting op 6 november had het water vrij spel en beukte tijdens de vloed
alles wat dreef tegen de voet van de huizen in het hoogste deel van het dorp die
nog waren blijven staan, waaronder mijn ouderlijk huis.
Dichter/journalist Ed Hoornik was bij de sluiting op 6 november aanwezig geweest,
en besloot nog een keer naar Ouwerkerk terug te keren. Dit bezoek vond plaats op 25 november 1953. Ten tijde van
dat
bezoek waren de meeste inwoners van het dorp nog geëvacueerd: het dorp
lag als een eiland in de nog niet drooggemalen polder. Slechts
een klein aantal personen woonde op de Ring, om het dorp weer bewoonbaar te
maken. Hoornik bezocht een aantal van hen, onder andere mijn vader ("gevangene"
Swenne) en moeder. Het verslag
van zijn bezoek is gepubliceerd in een bijlage van Het Parool op 19 december
1953 (zie het PDF bestand,
afkomstig uit de Krantenbank).
Dichter Ed Hoornik en dominee Elbert Kuin
Bij zijn bezoek aan Ouwerkerk was Ed Hoornik ingekwartierd in Café Slager, een centraal punt in Ouwerkerk, zeker in de periode na 1 februari 1953. Het café werd gedreven door drie zussen, Jo, Marie en Bet, en hun broer Teeuw Slager. Daar sprak Ed Hoornik onder andere ook met "Betje" Slager (juffrouw Bet, zoals wij haar als onze kleuterjuffrouw noemden). Zij wist hoegenaamd alles wat zich op het dorp afspeelde, en hield gedurende het jaar 1953 een dagboek bij. In 1986 is dit zeer lezenswaardige document door Klaartje Kuin, dochter van dominee Elbert Kuin (zie foto boven) getypt en daarmee algemeen toegankelijk gemaakt (zie het PDF bestand).
Van mijn familie verdronken mijn grootvader Cornelis Adrianus Swenne (geb. 17 januari 1880), mijn grootmoeder Maria Anthonetta Swenne - de Vrieze (geb. 14 april 1882), en mijn oom Jan Swenne (geb. 24 augustus 1928), allen woonachtig te Ouwerkerk. Zij waren in hun woning aan de Straatweg (heden: Laan der Wereldveteranen) gebleven na de eerste vloed en niet naar het hogergelegen dorp gegaan. Als bij vele andere huizen hield ook die woning geen stand bij de tweede vloed op 1 februari. De grillen van de waterstromingen dreven de stoffelijke overschotten van mijn grootvader, grootmoeder en oom ver uiteen: ze werden respectievelijk in Ouwerkerk (in een sloot in de buurt van de woning), Wemeldinge (aan de andere zijde van de Oosterschelde) en in Zierikzee (bij de Havendijk) gevonden. Zij liggen begraven op de voor de rampslachtoffers ingerichte gedenkplaats op de begraafplaats van Ouwerkerk.